Terug in het Evangelie van Markus. Waar was ik ook alweer? Oh ja… de dood van Johannes. Zo kort. Zo bruut.
“Johannes werd in de gevangenis onthoofd…” En Markus gaat verder. Maar ik niet.
Ik stop. Ik blader naar de andere Evangeliën. En daar blijf ik hangen—niet bij zijn dood, maar bij zijn vraag:
“Bent U Degene die komen zou, of verwachten wij een ander?” (Lukas 7:19)
Yochanan zat in het duister van Machærus—
koude stenen, ijzeren tralies, stilte.
De bijl lag niet aan de wortel.
Het vuur viel niet neer.
Degene die hij had aangekondigd at met zondaars,
terwijl hij zelf in boeien bleef.
Dus hij vroeg—met bevende stem:
“Zijt U HaBa—Degene die zou komen—of verwachten wij een ander?”
HaBa—Degene die voorspeld was.
Degene die Olam HaBa zou brengen, het komende tijdperk.
Degene over wie Jesaja geschreven had.
En Yeshua antwoordde—niet met logica, maar met de taal van de profeten:
“Blinden worden ziende,
kreupelen lopen,
melaatsen worden gereinigd,
doven horen,
doden worden opgewekt,
en aan armen wordt het Evangelie verkondigd.”
Woord voor woord een echo van Jesaja 35. Een spiegel van Jesaja 61. De tekenen van de Messias—onmiskenbaar.
Yochanan zou het begrijpen. Hij kende het patroon. Hij zou het parallelisme zien—de poëzie van de vervulling. En dan de zevende regel, het verborgen juweel:
“En zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
En als jouw hart dezelfde vraag fluistert—
als het wachten zwaar wordt,
als je in jouw eigen soort gevangenis zit—ga dan naar Jezus.
Breng je vraag bij Hem. Breng de stilte, de pijn, de eerlijke twijfel.
Hij zal je niet wegsturen. Hij zal je antwoorden—zoals Hij Johannes antwoordde—met de Schrift, met genade, met Zichzelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten