Ga naar Galilea

𝐇𝐢𝐣 𝐳𝐞𝐢 𝐝𝐚𝐭 𝐳𝐞 𝐧𝐚𝐚𝐫 𝐆𝐚𝐥𝐢𝐥𝐞𝐚 moesten gaan.

Voor het kruis had Hij gezegd:
“Maar nadat ik opgewekt ben, zal Ik u voorgaan naar Galilea.” (𝘔𝘢𝘵𝘵𝘩𝘦𝘶̈𝘴 26:32)

En na de opstanding herhaalde Hij het:

“𝐺𝑎 𝑒𝑛 𝑧𝑒𝑔 𝑚𝑖𝑗𝑛 𝑏𝑟𝑜𝑒𝑑𝑒𝑟𝑠 𝑑𝑎𝑡 𝑧𝑖𝑗 𝑛𝑎𝑎𝑟 𝐺𝑎𝑙𝑖𝑙𝑒𝑎 moeten gaan; daar zullen zij Mij zien.” (𝑀𝑎𝑡𝑡𝘩𝑒𝑢̈𝘴 28:10)

Maar ze kwamen niet
Sommigen bleven achter.
Sommigen twijfelden.
Sommigen gingen vissen.
De gemeenschap was gebroken.

𝗗𝘂𝘀 𝗸𝗼𝗺𝘁 𝗛𝗶𝗷 𝗻𝗮𝗮𝗿 𝗵𝗲𝗻.
Achter gesloten deuren.
Onderweg.
Bij het meer.

Niet alleen om te bewijzen dat Hij leeft—maar om Zijn volgelingen weer samen te brengen. Om de gebroken kring te herstellen. Om hen—samen—voor te bereiden op wat zou komen. En door alles heen klinkt het gebed dat Hij eens bad:

“Heilige Vader, bewaar hen in Uw Naam, die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij één zijn.” (𝘑𝘰𝘩𝘢𝘯𝘯𝘦𝘴 17:11)

𝗛𝗶𝗷 𝗱𝗼𝗲𝘁 𝗵𝗲𝘁 𝗻𝗼𝗴 𝘀𝘁𝗲𝗲𝗱𝘀.
𝗛𝗶𝗷 𝗸𝗼𝗺𝘁 𝗻𝗼𝗴 𝘀𝘁𝗲𝗲𝗱𝘀.
𝗛𝗶𝗷 𝘀𝘁𝘂𝘂𝗿𝘁 𝗻𝗼𝗴 𝘀𝘁𝗲𝗲𝗱𝘀.
𝗘𝗻 𝗛𝗶𝗷 𝗯𝗶𝗱𝘁 𝗻𝗼𝗴 𝘀𝘁𝗲𝗲𝗱𝘀.