Ik sloeg 1 Korinthe open en bleef steken bij één vers.
“Ik ben van Paulus.”
“Ik ben van Apollos.”
“Ik ben van Kefas.”
“Ik ben van Christus.”
(1 Korinthe 1:12)
Vier keer:
Ik ben van…
En ik kon niet verder lezen.
Want dit had ik eerder gehoord.
Niet in Korinthe —
maar in de kerk die ik 25 jaar geleden bezocht.
Toen was dit soort denken... normaal.
In die wereld
zei het iets over je geestelijke staat
naar welke dominee je preken luisterde.
🗣 “Hij preekt met diepgang.”
🗣 “Die is te makkelijk.”
🗣 “Hij vertelt verhaaltjes — geen Christus.”
Het werd niet altijd hardop gezegd.
Maar het hing in de lucht.
Je favoriete prediker liet zien wie jij was —
en wie je niet was.
En nu lees ik hier wat Paulus zegt.
Hij bestrijdt hier geen dwaalleer.
Hij corrigeert geestelijke hoogmoed.
Hij laat zien dat zelfs “Ik ben van Christus”
een muur kan worden —
als je het gebruikt om jezelf erboven te zetten.
Christus is niet verdeeld.
Hij is geen label, geen toon, geen kamp.
En wie bij Hem hoort,
hoort ook bij Zijn lichaam —
zelfs bij mensen gevormd door een kerkcultuur die heel anders is dan de mijne.
“Daarom, aanvaard elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft, tot heerlijkheid van God.” — Romeinen 15:7
Geen opmerkingen:
Een reactie posten